Soort (vogel):Oosterse ooievaar (Ciconia boyciana)
Tijdschrift:Ecologische indicatoren
Abstract:
Trekkende soorten hebben tijdens de migratie interactie met verschillende ecosystemen in verschillende regio's, waardoor ze milieugevoeliger worden en daardoor kwetsbaarder voor uitsterven. Lange migratieroutes en beperkte hulpbronnen voor natuurbehoud vereisen een duidelijke identificatie van natuurbeschermingsprioriteiten om de toewijzingsefficiëntie van natuurbeschermingsbronnen te verbeteren. Het verduidelijken van de ruimte-temporele heterogeniteit van de gebruiksintensiteit tijdens migratie is een effectieve manier om de natuurgebieden en prioriteiten te sturen. Twaalf oosterse witte ooievaars (Ciconia boyciana), die door de IUCN als een “bedreigde” soort zijn vermeld, waren uitgerust met satellietvolgloggers om het hele jaar door hun locatie per uur vast te leggen. Vervolgens werden, in combinatie met teledetectie en het dynamische Brownian Bridge Movement Model (dBBMM), kenmerken en verschillen tussen lente- en herfstmigratie geïdentificeerd en vergeleken. Uit onze bevindingen bleek dat: (1) de Bohai Rim altijd het belangrijkste tussenstopgebied is geweest voor de voorjaars- en herfstmigratie van de ooievaars, maar de gebruiksintensiteit kent ruimtelijke verschillen; (2) verschillen in habitatselectie resulteerden in verschillen in de ruimtelijke spreiding van de ooievaars, waardoor de efficiëntie van bestaande natuurbeschermingssystemen werd aangetast; (3) de verschuiving van de habitat van natuurlijke wetlands naar kunstmatige oppervlakken vraagt om de ontwikkeling van een milieuvriendelijke manier van landgebruik; (4) de ontwikkeling van satellietvolgsystemen, teledetectie en geavanceerde data-analysemethoden hebben de bewegingsecologie enorm vergemakkelijkt, ook al zijn ze nog in ontwikkeling.
PUBLICATIE BESCHIKBAAR OP:
https://doi.org/10.1016/j.ecolind.2022.109760